(2) Hulp! november 2008

Mijn geruststellende nabijheid was op maar vijf minuten afstand van mijn moeder. Alleen denken over verhuizen, leverde me al een schuldgevoel op. Anderhalf jaar geleden kreeg ik plots een unieke kans: met mijn geliefde buiten gaan wonen in het aardse paradijs. Schuldgevoel of niet, het besluit was snel genomen. Dat veroorzaakte een stroomversnelling. Mijn ophanden zijnde vertrek deed ma openstaan voor een tuinman en een vriendin van me mocht voor haar naar de bieb. Vooruitlopend op het wegvallen van mijn ‘aanwezigheid op bestelling’ (kun je even…?), bereidden mijn broer Sjef en ik haar voor op de noodzaak van hulp door derden. We zaten klem in ‘de vertrouwde kring’. Ik regelde haar CIZ-indicatie en ma schreef zich in voor een ruime nieuwe verzorgingsflat bij huize V. in de woonplaats van Sjef. Zou ze lekker dichtbij hem en Marleen wonen. Dat ze beter af was in haar eigen (geboorte)stad, met familie en kennissen dichtbij, veegde ze van tafel. Zo heftig verlangde ze naar een kind in de buurt, dat ze ervoor wilde verkassen. Een half jaar later verhuisde ik zelf. Met kunst en vliegwerk kwamen we vervolgens het afgelopen jaar door. Mijn moeder werd steeds vermoeider, kreeg meer last van een slecht werkend hart en ophopend vocht en bleef desondanks regelmatig te zout eten en te weinig bewegen. Aangeboden wandelingen weigert ze meestal vanwege verminderd evenwichtsgevoel en slechter zicht. Meer dan ooit zit ze in haar sta-op stoel vastgekleefd.

We zitten te wachten op die verzorgingsflat. Volledige zelfzorg is voor ma te zwaar geworden. Maandenlang heb ik aangedrongen op thuiszorg. Afhankelijk zijn van ons weegt voor ma niet zo zwaar. Haar verzet geldt hulp van buitenaf, die werkelijk het verlies van haar onafhankelijkheid inluidt.

Begin deze maand verrast mijn moeder ons: eindelijk vraagt ze om zorg. Ik regel binnen een week een PGB en thuiszorg, ondanks alle berichten van ‘geld op, hulp op’. Dagelijks komt er iemand de minimale twee uur helpen met wassen, aankleden en ontbijt. Hooguit vier verschillende mensen, opdat opnieuw ‘een vertrouwde kring’ ontstaat. Ik vraag of ze met ma willen lopen. Is het buiten te koud? Binnen rondlopen kan ook. Nu ze niet meer op de hometrainer kan zitten, moet ze iéts, tegen die dikke knieën en enkels. Alleen, ma wil niks dat ‘nuttig en gezond’ is.

‘Mam, wat vind je ervan?’ ‘Ach ze zijn aardig hoor, ze bedoelen het goed. Maar het ging toch best? Waarvoor komen ze eigenlijk, dit kan ik toch zelf?’ ‘Dan heb je wat energie over voor de rest van de dag. En kun je hopelijk wat meer bewegen.’ ‘Maar ik ben zo moe’. ‘Dat zég ik!’ Ik duw en trek. Zij duwt terug of duikt weg. De wet van de wederkerige weerstand is in werking getreden.