Op een bewolkte dag maken we in 5 uur dwars door een zondvloed van een wolkbreuk de doorsteek naar de Bretonse zuidoostkust voorbij Vannes. In Bretagne scharrelen we rond in de Golfe du Morbihan, het Franse Wassenaar, een soort goudkust, waarvan vrijwel elke vierkante cm is benut door fraaie huizen en tuinen van mensen met geld. Het is even uitvogelen hoe we ons daar moeten bewegen in dat strak georganiseerde en volle toeristische gebied. Het voelt minder vrij dan in Normandië, maar biedt veel moois. De camping Ker Eden maakt om te beginnen zijn naam waar. Ker is huis/ versterkt huis of gehucht en Eden is het paradijs: een ruim terrein met hoge naaldbomen, voornamelijk ceders, met gras eronder waar je een plek voor je tent of camper kunt kiezen. Via een klein pad heb je direct toegang tot het strand van een van de kleinere baaien van de Golffe du Morbihan. Langs het strand is het heerlijk kuieren en je loopt je al spoedig te vergapen aan de gevarieerde verzameling witgepleisterde huizen aan zee. Er loopt namelijk een GR over een muur van een meter breed langs de gehele kust.

Op het moment dat ik na een warme wandeling in een moerassig gebiedje graag een duik in zee wil nemen en José met de camper verwachtingsvol naar één van de strandjes heb geloodst die via dat muurpad toegankelijk zijn, vraagt ze bij aankomst droog: ‘En waar had je gedacht te zullen zwemmen?”… De zee is nergens te bekennen. Het getijdeverschil heeft hier zo’n geringe hoogte dat de lengte van het drooggevallen gebied enorm is. In plaats van zwemmen in verkoelend zeewater kan ik enkel wadlopen, tot aan mijn knieën in de modder. Mijn bad moet dan ook wachten tot tegen de avond en we kiezen een andere bestemming: een eilandje met de aan grootheidswaanzin grenzende naam: 7 îles. Bij eb blijkt het een schiereilandje, bereikbaar via een 100 meter lange zandbank. Het beeld van het eiland is kenmerkend voor de met naaldbomen omzoomde Golfe du Morbihan, die is bezaaid met boten en met eilandjes die op hun beurt weer zijn bezaaid met naaldbomen.

Na de Golf bezoeken we Presque-ile de Quiberon, vooral mooi vanwege de Cote Sauvage waar je lekker op de rotsen kunt klauteren, aardig vanwege de shopervaring in de wat mondaine badplaats Quiberon en minder leuk omdat we noodgedwongen op een foute camping municipal in Penthièvre belanden. Deze ‘municipal’ lijkt op een klein dorp, met wel 300 plaatsen, waar Karaoke, gezang en doedelzakspel ons laat op de avond ten deel vallen. Gelukkig kunnen we vlakbij de zee zien. Het is woensdag 30 juli, bijna 2 weken na ons vertrek van huis. Het lijkt al een maand geleden. Inmiddels hebben we onze Franse woordenschat opgefrist en uitgebreid en poekelen we er met het grootste gemak Duits en Engels doorheen.