
‘Alleen Jan’
96 jaar Jan – en ik heb de eer om dat verhaal te mogen optekenen.
Een paar ochtenden ga ik op gesprek bij hem thuis. Als de koffie bruin is steken we van wal, ik met vragen, hij met een schriftje waarin hij de afgelopen weken in bibberige letters wat anekdotes heeft genoteerd, heel gedetailleerd.
Over data en cijfers moet hij te veel prakkeseren, hij wordt er warrig van en dat is niet fijn in zijn hoofd. Liefst zit hij in een stroom van vertellenvertellen, maar om een feitenkader te creëren moet ik hem er af en toe toch naar vragen.
Ik maak een tijdlijn – bijna een eeuw! – die ik samen met Jan zoetjesaan vul met belangrijke gebeurtenissen uit zijn leven. Handig voor mijn eigen helderheid én om een afdwalende verteller bij de kern van het verhaal te houden. Hij wil nog wel eens uitweiden. Wat wil je? Er valt zo veel te vertellen over zo’n lang leven!
Na de feitjes gaat het voluit. “Alleen Jan” zegt hij over zijn naam, “dat hadden ze voor mij als naam bedacht”. Alle broers en zussen hadden meerdere voornamen, bij hem werd het ‘alleen Jan’. Alleen…Jan is veel méér dan ‘alleen Jan’. Dus praat hij, rijgt hij de ene na de andere anekdote als kleurige kralen aan een snoer en vertelt me zo zijn leven. Allengs zie ik daarin de rode draden, kan ik ze gaan verwoorden en toevertrouwen aan geduldig wachtend papier.
Het wordt een prachtig boekje, speciaal voor zijn familie. De titel ontstaat meteen in ons eerste gesprek: Jan van Has van Janne.
Voordat ik vertrek, kijk ik even naar zijn telefoon, want die blijft maar piepen. Nuchter en olijk tegelijk benoemt hij de realiteit van nu: “Ach, het belangrijkste is dat ik blijf piepen”. 96 is hij – een man van de dag geworden – hij kan misschien niet direct alle jaartallen ophoesten, maar is nog zo scherp als een scheermes. ‘Alleen Jan’, daar kun je een boek over schrijven.
© Karin Swanenberg, oktober 2018