Het verdriet

Het verdriet

Ze woont er nog. Al kan dat helemaal niet. Tóch woont ze er nog. Daar heeft hij voor gezorgd. Het huis heeft haar sfeer. Alles in het tweekamerappartement ademt haar uit. Het zit hem niet in de meubels of de gordijnen, hoewel ze die samen kochten van het geld dat de verkoop van haar sieraden opleverde.

Als hij niet over haar praat, dan denkt hij wel aan haar. Maar haar voelbare aanwezigheid komt vooral door de foto’s die overal hangen. Geen ruimte heeft hij overgeslagen. Waar je ook kijkt, op elke muur hangen haar portretten, in het piepkleine halletje alleen al drie. Veel dezelfde foto’s, de meeste van haar gezicht in haar laatste levensfase, nog voor ze al te zeer werd geteisterd door een ziekte die haar uiteindelijk op afgrijselijke wijze liet sterven.

Je kunt niet rondkijken zonder haar te zien. Alsof je van hem geen behang meer mag zien – nee – alsof hij het appartement heeft behangen met haar. Hij heeft van zijn eigen werkelijkheid – ze is er nog – een wand gebouwd die naadloos met de muren samenvalt. Een cocon bestaande uit haar, als bescherming tegen het hartverscheurende verdriet. Zo zijn laatste jaren leven is de enige manier om er niet kapot aan te gaan.

Haar as kreeg een ereplaats, beschenen door zacht licht, als een baken om op te koersen als ze thuis wil komen. Hij spreekt vaak met haar, de grote beer op de bank een feilloos en troostvol medium. Met die knuffel in zijn armen deelt hij alles met haar. Zij hoort hem, net zoals haar boodschappen glashelder bij hem doorkomen.

Ze vertelt hem dat ik okee ben. Hij praat vertrouwelijk met me, met het gemak dat je vaak ziet in een langdurige vriendschap. Ik voel me vereerd; vandaag zie ik hem pas voor het eerst. Nieuwsgierig als ik was, na een werktelefoontje met deze kleurrijke man, heb ik mezelf bij hem uitgenodigd. Onze ontmoeting heeft de kwaliteit van een oude comfortabele fauteuil. Al knoei je met je taartje, het is niet erg. Die stoel is doorleefd, een vlekje kan er nog wel bij. Niet opzitten en pootjes geven – al zou je willen, het zou in die stoel niet gaan – maar ontspannen achterover leunen. De plichtplegingen slaan we gewoon over, we duiken meteen het diepe in en bomen over het leven, over dat wat we echt belangrijk vinden.

Binnen de kortste keren zit ik een handboek numerologie te bestuderen – hij zweert daarbij – en blijk exact dezelfde getallen te hebben (lees: dezelfde levensthema’s) als zij. Ah vandaar! We haken op elkaar aan met de vanzelfsprekendheid van een boterham met kaas.

Hij laat me haar stem horen. Een piepklein stukje video heeft hij nog, van haar met de kleinkinderen. Verdomme, had hij er maar niet doorheen gepraat. Verdomme, verdomme, verdomme!

Als hij na haar dood niet piano was gaan spelen, dag en nacht, was hij verzopen in een moeras van depressie of was hij gillend gek geworden. Een elektrische piano en een koptelefoon hielden hem overeind. Hij vertelt me over haar, haar ziekte en sterven en hoe dat hem nóg achtervolgt. Hij praat over zijn verdriet, dat ook na een paar jaar niet minder wordt. Ik begin te begrijpen dat er voor hem maar één ding op zat: haar levend houden, zorgen dat ze bleef.

Hij speelt voor me. Muziek die hij – aangemoedigd door haar – uit het hoofd leerde, voor wanneer hij niet meer zou kunnen zien. ‘Verdomme, het klinkt elke dag beter. En nou doorzetten!’ riep ze dan. Hij zette door. Achterover leunend in de stoel, laat ik me overspoelen door de klanken van één van de Spaanse dansen van Granados, mijn moeders favoriet en mij dubbel dierbaar sinds ze niet meer leeft. Ik hou mijn tranen niet binnen.

Hij spreekt weer over zijn verdriet. En meer en nóg meer. Er zijn mensen die op een afgepaalde manier met verdriet omgaan, vooral dat van anderen. Die vinden dat het na verloop van tijd wel welletjes is geweest. Zij zouden hun oordeel klaar hebben als ze hem zagen, zeggen dat zijn verdriet wel erg veel ruimte inneemt. Of het niet wat minder kan? Ach, het verdriet! Wat zit daarónder? Met mij – een volkomen vreemde – deelt hij de onderstroom. Hij doet me beseffen hoeveel vormen de liefde kan aannemen. Luister goed en je hoort dat hij enkel en alleen over liefde spreekt. Dat hij toont hoe groot zijn liefde is voor haar. Natuurlijk is ze er nog. Natúúrlijk.

© Karin Swanenberg, 1 juni 2018